Selecteer een pagina

wim elgers

‘Loopt het goed af, dan ga je gewoon weer verder met je opdracht…’

Voor de website van Hans Slijkhuis schreef Wim zijn verhaal al eens op. Hieronder is een gedeelte daarvan overgenomen. U wordt van harte uitgenodigd om Wim’s volledige verhaal te lezen op www.hansslijkhuis.nl Daarin beschrijft hij niet alleen zijn eigen daden, maar ook die van zijn moedige kameraden. Voor de strijd in Nederlands Nieuw-Guinea zijn in totaal 30 militairen en 1 burger onderscheiden met een Dapperheidsonderscheiding.

Het woord is aan Wim:

“Vele malen is mij gevraagd een verhaal te schrijven over mijn carrière bij de Koninklijke Marine en het Korps Mariniers in het bijzonder. Daar had ik even moeite mee. Iets schrijven over jezelf moet je nooit doen, dat doen anderen wel als je weg bent. Maar toch!

Ik zal mij eerst zelf eens voorstellen, mijn naam is Wim Elgers, kapitein der mariniers b.d., oud-secretaris en oud-penningmeester van de Vereniging Dragers Militaire Dapperheidsonderscheidingen.

Op 24 augustus 1959 kwam ik op bij de Van Ghentkazerne te Rotterdam om als zeventienjarige jongen de mariniersopleiding te gaan volgen. Ik kwam uit Tegelen in de provincie, Noord Limburg, maar had het daar door omstandigheden niet zo naar mijn zin.

Ik was blij dat ik op mijn zeventiende naar het Korps Mariniers mocht. Op de marinierskazerne kreeg ik het pas goed. Daar heerste een grote mate van saamhorigheid en een echte korpsgeest die mij wel aanstond. Wel gold er een zware discipline.

Anderhalf jaar na opkomst in Rotterdam volgde ik als marinier de pittige opleiding bij het Korps Commandotroepen van de Koninklijke Landmacht in Roosendaal. De commando-opleiding heb ik met succes behaald en ik mocht mij ook drager van de groene baret noemen.

In 1961 heb ik een verzoek ingediend om te mogen dienen in Nieuw-Guinea. Mijn opleiding bij het Korps Mariniers, de commando-opleiding bij het Korps Commandotroepen en daarna nog een aantal specialistische opleidingen waren voldoende om in Nieuw-Guinea goed te kunnen functioneren. 19 Jaar was ik toen ik vertrok naar Nieuw-Guinea, om deel uit te maken van het Verkenning en inlichtingenpeloton (V&I peloton) van het 2e en later 4e infanteriebataljon van de mariniers.

We werkten vanuit Biak (V&I peloton 2) en later ook vanuit Manokwari (V&I peloton 4) en waren allemaal mariniers met een groene baret. We zwierven over Nieuw-Guinea en gingen op de vijand af zodra er meldingen binnenkwamen.

De vele patrouilles, dagen en weken lopen in de jungle door dicht begroeide en bergachtige omgeving op zoek naar Indonesische infiltranten, werden onder zeer moeilijke omstandigheden uitgevoerd met een verhoogd risico voor persoonlijke veiligheid en gezondheid. We deden verkenningspatrouilles, opsporingspatrouilles, gevechtspatrouilles en legden hinderlagen. We kregen te maken met malaria, dysenterie, koorts, huiduitslag, tropenzweren, mijnwormen, schurft en andere kwalen.

Een keer hebben we zelfs een 54-daagse patrouille in de jungle gehouden. We hadden rijst bij ons, maar aten verder van het land. We vingen vis en wilde varkens en deden ons tegoed aan delen van de meripapalm. Daaruit kon je wit spul halen met een bloemkoolsmaak. Of we aten ‘kangoon’, een soort spinazie die je wel moest koken, anders smaakte deze uiterst bitter.

Het klamme klimaat was funest voor de kleding en uitrusting. Je uniform trok je zo in stukken uit elkaar, het rotte weg van je lijf. De jungleboots krompen door het vocht. Daar maakten we dan maar gaten in om je beknelde tenen eruit te kunnen laten.

Los van de natuur als tegenstander, hadden we te maken met Indonesische infiltranten en parachutisten van de Pati-Mura een elite-eenheid van de Indonesische landmacht.

Wij waren weliswaar slechts met een peloton – in totaal met drieëntwintig man – en niet met een compagnie op pad, maar we gingen toch altijd het gevecht aan. Wij pasten guerrillatactieken toe. Kwamen we onder vuur te liggen, dan beantwoordden we dat onmiddellijk, terwijl we oprukten naar voren. Dat verraste de tegenstander.

We waren goed bewapend met de Uzipistoolmitrailleur, het Browning automatische geweer en de punt dertig mitrailleur. We leverden strijd op leven en dood. Dat gebeurt nu eenmaal zo. ‘Loopt het goed af, dan ga je gewoon weer verder met je opdracht…’

Het ging er heftig aan toe, dit bleek wel uit de getuigenverslagen van mijn commandanten, onderofficieren en collega’s waardoor ik werd onderscheiden met de dapperheidsonderscheiding het Bronzen Kruis. Met de omschrijving, heeft zich in de periode van 9 mei tot 18 augustus 1962 meermalen onderscheiden door moedig optreden tegenover de vijand. Tijdens meerdere acties viel ik – toen nog in de rang van marinier der eerste klasse – in positief opzicht op.

Dat gebeurde zowel bijvoorbeeld op 29 mei 1962, toen wij onder zwaar vijandelijk vuur met onze eenheid voorwaarts gingen onder leiding van de Eltmarns Henk C, de Roode, die op een meer dan voortreffelijke en fanatieke wijze de aanval leidde waardoor onze eenheid een essentiële bijdrage leverde bij het verdrijven van een vijandelijke eenheid van een tactisch belangrijke heuvel.

Sergeant van de mariniers Jos Mol en ik stormden samen als eerste de heuvel op. Door de enorme kogelregen van de vijand moesten wij samen in dekking gaan achter twee omgevallen boomstammen. Op dat moment werd ik overvallen door vrees maar na enkele seconden had ik deze vrees weer onder controle, ik kwam al vurend weer overeind en ging samen met sergeant Mol gevolgd door de rest van het peloton met hevig vuur en beweging voorwaarts en verdreven wij gezamenlijk de vijand.

In de ogen van mijn collega’s en meerderen had ik een ‘blijk van dapperheid, juist initiatief en een grote mate van opofferingsgezindheid’ aan den dag gelegd. Daarmee had ik in hun ogen ‘een zeer goede invloed op het moreel van de mariniers’ gehad.

Op 4 februari 2008 ben ik lid geworden van de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers (BNMO). De reden dat ik ben aangesloten bij de BNMO komt omdat ik op 19 september 2005 getroffen werd door een beroerte (Tia) en dat volgens de neuroloog te maken had met mijn jarenlange nachtmerries over de strijd in Nieuw Guinea 1961-1962 en ik daardoor niet de nachtrust verkreeg die noodzakelijk was. Na de beroerte zijn de nachtmerries tijdelijk verdwenen. Op 11 juli 2008 is bij de psychische keuring vastgesteld dat ik een chronische posttraumatische stresstoornis met verlaat begin heb. Door deskundigen is verband aanvaard tussen “de uitoefening van de militaire dienst en de bij u bestaande psychische aandoening.”

Bent u Drager Militaire Dapperheidsonderscheiding?

en wilt u ook vermeld worden op deze site? 

U helpt ons enorm door uw KB (als Wordbestand) in te sturen, samen met een locatie en (eventueel geanonimiseerde) foto naar communicatie@verenigingdmd.nl

Of laat uw gegevens achter via de site!

U hoort z.s.m. van ons!